Onlangs zette de Schaakclub Rijssen Jan Brinkman in het zonnetje omdat hij 40 jaar lid van de club is geweest. De redactie van de website toog naar Ypelo om meer te weten te komen over deze bijzondere schaker, zijn schaaksuccessen en -verhalen. Ook halen we herinneringen op aan het clubleven en aan andere schakers die op de Schaakclub Rijssen hebben rondgelopen.
Na een ritje door het sneeuwlandschap naar Ypelo, waar het eigenlijk best wel mooi is, word ik hartelijk ontvangen door de gastheer. Of de hond er ook zo over dacht werd me niet duidelijk.
De meeste lezers kennen het woord familieschaak (en anders zoeken ze het nu op) maar bij Jan had dat een een iets andere betekenis. Jans zus had verkering met Jan Beldman (Rijssen). Er speelde ook een Jan Beldman (Deventer) bij de club, maar dat was een neef, geen zwager. Jan Brinkman leerde zijn zwager schaken en die werd een zeer enthousiaste schaker. Een probleem werd het pas toen Jan Beldman (Rijssen) op bezoek kwam en zijn vriendin dacht dat hij voor haar kwam, terwijl hij kwam om met zijn zwager te schaken. Ook het woord probleemschaak krijgt zo een andere lading.
Successen
Jan is natuurlijk heel bekend om zijn vele kampioenschappen. Als grondige belastingambtenaar heeft hij het natuurlijk goed bijgehouden. Een blik in zijn administratie levert het volgende op:
Negen keer Snelschaakkampioen. 9x !
Dertien keer Bekerkampioen. 13x !
Zeventien keer Clubkampioen. 17x !
Ik heb niet gevraagd naar zijn bekerkast, maar ik kan me voorstellen dat het poetsen van al die bekers de echte reden is dat Jan een paar dagen per week minder is gaan werken.
De eerste Beker won Jan al in 1987. Daarna speelde hij meer dan 30 jaar aan de top van de club. Een mooie partij uit die begintijd, Jans eerste gewonnen bekerfinale:
- e4 e6 2. d4 d5 3. Nd2 c5 4. exd5 exd5 5. Ne2 Bg4 6. f3 Bf5 7. Nf4 Nc6 8. Bb5
a6 9. Qe2+ Be7 10. Bxc6+ bxc6 11. Nb3 c4 12. Nc5 Nf6 13. g4 Bc8 14. g5 Nd7 15.
Na4 Nf8 16. Nc5 Ng6 17. b3 Nxf4 18. Bxf4 O-O 19. Qg2 Bxc5 20. dxc5 Qa5+ 21. Qd2
Re8+ 22. Be3 Rxe3+ *
Ook buiten de club boekte Jan menig succes. Zo speelde hij in een simultaan remise tegen John van der Wiel. En van Hans Ree won Jan zelfs! Dat waren toch toppers in hun tijd. Partij tegen John van der Wiel:
- Nc3 e6 2. e4 d5 3. d4 Bb4 4. e5 f6 5. Bd3 fxe5 6. Qh5+ Kf8 7. dxe5 Bd7 8. Nf3
Nc6 9. Bd2 a6 10. O-O-O Be8 11. Qh3 Bf7 12. Rhe1 Nge7 13. Ng5 Qd7 14. Nxf7 Kxf7
- Qf3+ Ke8 16. Qh5+ g6 17. Qg5 Rf8 18. f4 Nd4 19. Qh4 Nef5 20. Qh3 Rf7 21. g4
Ne7 22. Kb1 c5 23. Nxd5 Nxd5 24. c3 Nxf4 25. Bxf4 Rxf4 26. cxb4 cxb4 27. Be4 Rd8
- Qe3 Rxg4 29. h3 Rh4 30. Qg3 Qe7 31. Bxb7 Nf5 32. Bc6+ Kf8 33. Qg1 Rhd4 34.
Rxd4 Rxd4 35. Be4 Qd8 36. Bxf5 gxf5 *
Tegenstanders
In Jans begintijd, er zijn leden waarvan de ouders nog niet waren geboren, werd de ranglijst aangevoerd door schakers als Egbert Stegeman, Bertus Schuurman, Gert-Jan Kreijkes. De kampioenschappen in de jaren 70 en 80 gingen vaak tussen Gerrit Jan Kreijkes en Egbert Stegeman. Opvallend was toen dat het clubkampioenschap werd beslist door Jan ter Harmsel, oprichter en veelvuldig kampioen van onze club (geen familie). Jan ter Harmsel had toen de top van zijn schaakcarrière al achter zich en eindigde rond de vierde, vijfde plaats. Gerrit Jan had in het algemeen meer moeite met Jan ter Harmsel dan Egbert, die vrij gemakkelijk van Jan ter Harmsel wist te winnen.
Als iemand van de seniorenleden van de club nu niet spontaan kan zeggen wat met zwart de eerste zet van Jan is, dan heeft hij nooit goed opgelet. E6 tegen alles! Voorwaarts Frans! Eventueel uitwijkend naar Hollands als zijn tegenspeler 1.d4 en 2.c4 speelt. Houdt hij die openingen nog allemaal bij? Nee, hij doet het op ervaring. Jan kijkt wat in de praktijk werkt, waar hij fijne stellingen mee krijgt en niet of het theoretisch allemaal klopt. Een goede keuze, je hoeft geen grootmeesterzetten te doen, je hoeft alleen maar beter te zijn dan je tegenstander van die avond (maar je wordt er niet beter van). Ook met Wit speelt Jan al jaren zijn lijfopening Koningsgambiet. Voor spelers boven de 2000 is dat al lang weerlegd, maar bij onze club niet. Die rating van 2000 heeft Jan nooit gehaald, maar hij zat er wel dicht tegen aan.
Mooie herinneringen zijn er aan de Schaaknacht. Die werd van heinde en ver bezocht door spelers met een hoog niveau, niet alleen uit Nederland. Bij één zo’n Schaaknacht brak ook Lesley Brummelaar door. Verder leverde de Schaaknacht wel veel publiciteit en goodwill op maar weinig nieuwe leden. Die kwamen toch vooral via het schoolschaak.
Jeugd
Heel belangrijk was daarom voor Jan het lesgeven aan jeugdspelers. Al vanaf zijn begintijd bij de club heeft Jan de jeugd een warm hart toegedragen. Alle stappen van de Stappenmethode (1-5) heeft Jan onderwezen. De resultaten waren verschillend. Sommige jeugdleden werden verdienstelijke clubspelers. Anderen hadden meer talent. Ze ontstegen het niveau van de club en gingen bij de betere clubs spelen (waar ze vaak niet tegen de toppers speelden want die speelden alleen extern op zaterdag terwijl de clubavond hun te min was). Toppers die naar Almelo vertrokken waren Bert Torn, Hans Struijk, Henk-Jan Paalman en later de broers Zagar en Goswin Zeeman.
De Stappenmethode werkt op zich mooi. Gevaar is wel dat spelers vooral trainen voor het examen en in hun partijen gewoon alles vergeten lijken te zijn wat ze in al die jaren geleerd hebben (een heel menselijke eigenschap, trouwens).
Bestuur
Naast het lesgeven aan de jeugd en zijn fenomenale carrière achter het bord heeft Jan ook nog ruim 25 jaar bestuurswerk verricht (20 jaar wedstrijdleider over 2 periodes en 8 jaar voorzitter).
Het schaken was vroeger wel anders doordat de bedenktijd veel langer was. Terwijl nu vaak met een speeltempo van 1,5 uur voor de hele partij wordt gespeeld was dat in de jaren 80 twee uur voor de eerste 40 zetten. Daarna werd de partij afgebroken. Een speler moest een zet ‘afgeven’, die ging in een gesloten en dor beide spelers getekende envelop waarna de wedstrijdleider de volgende week de envelop opende en de zet op het bord uitvoerde. Deze lange bedenktijden leidden er ook wel toe dat het vaak laat werd, héél vaak. En héél laat. Half twee in de nacht was geen uitzondering, half vier werd het ook wel eens.
Schaakanekdotes
Nog een paar anekdotes uit de oude doos. Rijssen speelt uit tegen Borne. De tegenstander van René Modderkolk biedt remise aan. René wil er nog even over nadenken. “Is goed”, zegt de tegenstander, “maar ik ga koffie halen.” René doet een zet en ziet meteen dat hij een enorme blunder heeft begaan. Paniek! Wat nu? Advies van een lepe teamgenoot: “Meteen achter die man aan en remise accepteren.” En zo werd het 0,5-0,5.
Joop Kuit, tot op hoge leeftijd achter het bord te vinden, had de gewoonte om na een slagenwisseling op het bord even de balans op te maken. Hoe sta ik er nu voor? Maar hij de bijzondere gewoonte om niet de pionnen en stukken óp het bord te tellen, maar die ernaast. Een keer gebeurde het dat er bij het bord naast dat van Kuit een Paard van de tafel viel. De speler raapte het stuk weer op en zette het gedachteloos neer, net naast de stukken die Joop geslagen had. Joop telt de stukken en denkt “Ik sta een stuk voor. Laat ik maar gaan aanvallen.” Tot zijn stomme verbazing mislukt de aanval totaal en gaat de partij verloren, Joop verbijsterd achter latend. “Hoe kan dat nou? Met een stuk meer!!”
De uren vlogen voorbij. Er zouden nog dagen te vullen zijn met verhalen uit de oude doos. Maar nu bedank ik Jan voor de gastvrije ontvangst. Hopelijk nog eens tot ziens achter de stukken.
Albert ter Harmsel